De hoofdverdachten zijn een 21-jarige man uit Nijmegen en een 26-jarige man uit Arnhem. Zij gaan op 3 maart 2020 naar de woning van een man in Velp, met het verhaal dat zij drugs willen kopen. Volgens de officier was er vanaf het begin een vooropgezet plan om de man te beroven. Dit blijkt uit het berichtenverkeer op de telefoons. De mannen benaderen een 27-jarige man uit Velp als chauffeur.
Het drietal treft de man bij zijn woning en worden door hem zelf binnen gelaten. Eenmaal binnen volgt meteen een geweldsexplosie. Een kwartier lang zijn de 21-jarige en de 26-jarige man binnen, het huis is doorzocht en het slachtoffer is gruwelijk toegetakeld. Daarbij wordt een mes en een stofzuigerslang gebruikt. Een dag later wordt een bebloed mes gevonden op het station in Velp. Op dat mes zit het DNA van het slachtoffer. In de woning is een gedeukte stofzuigerstang aangetroffen. Ter hoogte van die deuk is DNA van het slachtoffer aangetroffen. Het slachtoffer loopt meerdere diepe steekwonden in het gezicht en in rug op, breuken in het gezicht en bloedingen in de hersenen. Flarden van de mishandeling zijn te zien en te horen op beelden van de bewakingscamera’s in de woning.
Uiteindelijk vertrekken de mannen met de buit; autosleutels, geld, sieraden, bankpassen en drugs, die ze uit een kluis in de slaapkamer halen. Omdat de 27-jarige al na een paar minuten uit de woning vertrekt, vlucht het tweetal in een auto van het slachtoffer. Deze auto wordt later uitgebrand terug gevonden in Arnhem. Op de beelden is te horen hoe het slachtoffer bij herhaling ernstig wordt bedreigd met de dood. Gelet op deze beelden, de forensische sporen en het berichtenverkeer tussen de verdachten is hun betrokkenheid bij de woningoverval te bewijzen. Bovendien is de 21-jarige verdachte te traceren via een enkelband. Die droeg hij omdat hij door de rechtbank was geschorst uit de voorlopige hechtenis voor een ander delict.
Volgens de officier van justitie is ten aanzien van de hoofdverdachten voldoende bewijs voor het medeplegen van een poging gekwalificeerde doodslag. De verdachten hebben door het extreme geweld de kans aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden. Door hun samenwerking kunnen ze in gelijke mate verantwoordelijk worden gehouden voor het gevolg. Er is sprake van een poging gekwalificeerde doodslag (een strafverzwarend element) omdat het extreme geweld werd gebruikt om de overval makkelijker te maken.
Voor de 27-chauffeur acht het OM medeplichtigheid aan de overval bewezen. Hij wist dat de mannen die hij naar de woning bracht, uit waren op geld en/of drugs.
Bij de strafmaat laat het OM de ernst van het toegepaste geweld meewegen. Het slachtoffer heeft volgens de officier een ware marteling doorstaan, was onherkenbaar toegetakeld en zal zijn verdere leven geconfronteerd worden met littekens in zijn gezicht. ‘De verdachten hebben het slachtoffer zwaar gewond achtergelaten en hebben zich niet bekommerd om de vraag of hij het zou overleven. Alles was gericht op eigen gerief en financieel gewin.’
Voor alle verdachten geldt dat zij psychosociale problemen en stoornissen hebben, die ertoe moeten leiden dat naast een forse gevangenisstraf ook een TBS maatregel moet worden opgelegd. Dat laatste ter bescherming van de maatschappij en (mogelijk) voor de behandeling van de stoornissen. Ook hebben ze allen een lang strafblad.
Alles afwegende eist het OM tegen de 21-jarige man een gevangenisstraf van 7 jaar en TBS met dwangverpleging. Hij stond ook voor een aantal andere feiten terecht.
De 26-jarige man hoorde ook 7 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging tegen zich eisen. Mocht de rechtbank geen TBS willen opleggen, dan is 9 jaar gevangenisstraf voor deze verdachte passend.
De 27-jarige man zit nog in een PIJ-maatregel (TBS voor jeugdigen), die hem eerder is opgelegd. Ten tijde van deze overval was hij, tegen de regels in, niet teruggekomen van verlof. Voor hem vindt het OM 24 maanden gevangenisstraf en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel passend.