De verdachte kon eerder niet terecht staan omdat hij in het buitenland gedetineerd zat. Volgens de officier van justitie heeft deze man op 4 juli 2020 het busje waarmee de moord is uitgevoerd weggebracht naar Beuningen en is hij ook op 5 en/of 6 juli in Beuningen geweest. Het slachtoffer werd op 6 juli 2020 doodgeschoten door twee mannen die uit de witte bestelbus kwamen.
Aan de hand van ANPR gegevens (camera’s boven de snelweg), telefoongegevens en getuigenverklaringen is een reconstructie gemaakt van de reisbewegingen in de dagen voorafgaand aan de liquidatie. Hieruit blijkt dat (de telefoon van) de 31-jarige man op 4 juli ’s middags in Beuningen is geweest. In de periode waarin de voorbereidingen voor de liquidatie en de uitvoering daarvan plaatsvonden, verbleef de verdachte bijna voortdurend in de nabijheid van een 34-jarige man uit Amsterdam. Die wordt als coördinator van de liquidatie gezien en is inmiddels tot 20 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Uit telefooncontacten blijkt dat de 31-jarige ‘iets moet fixen’ voor deze Amsterdammer. Ook is de verdachte in die periode op dezelfde plekken geweest als andere medeverdachten. Na de moord claimt hij bij een van de medeverdachten ‘zijn deel’; hetgeen het OM als een betaling ziet.
De officier van justitie stond in zijn requisitoir stil bij het leed van de nabestaanden, dat na ruim drie jaar nog onverminderd groot is. Voor dit leed zijn de verdachten samen verantwoordelijk: “Zij hebben het slachtoffer zijn mooie toekomst ontnomen en zijn gezin voor de rest van hun leven getekend. Zij hebben gehandeld zonder enig respect voor het grootste bezit denkbaar; het leven. Zij hebben de maatschappij geschokt met hun nietsontziende handelen; de moord op een man op straat, midden op de dag in een winkelcentrum. Zij hebben de schok zo mogelijk nog groter gemaakt door de verkeerde dood te schieten.‘’
De officier van justitie vindt de rol van de verdachte groot genoeg om te spreken van medeplegen. Medeplegers worden in gelijke mate strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden voor het gepleegde feit.
Bij de andere verdachten heeft de rechtbank 20 jaar gevangenisstraf – voor een voltooide liquidatie - als vertrekpunt genomen voor de op te leggen straffen. Het OM is van mening dat dit te laag is. ‘’Een vergismoord zou niet hetzelfde moeten worden bestraft als een liquidatie waarbij het beoogde doel wordt gedood. Voor de maatschappij - niet voor de nabestaanden- is een vergismoord anders, heftiger, beangstigender, omdat eenieder slachtoffer kan worden’’, aldus de officier van justitie.
Mocht de rechtbank, in navolging van het OM, het medeplegen van voorbereidingshandelingen en de moord bewezen achten, dan is een gevangenisstraf van 22 jaar passend. Als de rechtbank niet tot een veroordeling komt voor medeplegen, is er in ieder geval sprake van - de lichtere vorm - medeplichtigheid, zo betoogde de officier van justitie.