De ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden in 2016 in de woning van de man. Hiervan is namens de meisjes aangifte gedaan in oktober 2018 en mei 2019.
Bewijsminimum
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat bij veel zedenzaken slechts 2 personen aanwezig zijn bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen, namelijk het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Hierdoor moet extra zorgvuldig naar de waardering van afgelegde verklaringen worden gekeken. Zeker als het –zoals in deze zaak - om een ontkennende verdachte gaat.
Als de man een strafbaar delict zou hebben gepleegd mag dit niet uitsluitend worden vastgesteld op basis van 1 getuige. De belastende verklaring moet op specifieke punten steun vinden in ander bewijsmateriaal. Zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Slechts dan is - in dit geval - voldaan aan het vereiste bewijsminimum.
Vrijspraak
De rechtbank houdt er rekening mee dat het in beide gevallen om verklaringen van een jong kind gaat. Het valt niet vast te stellen wat er in 2016 gebeurt is. De verklaringen die zijn gegeven zijn onvoldoende betrouwbaar en ondersteunen elkaar niet. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de context omdat ook die context door de rechtbank niet met voldoende zekerheid is te bepalen. De rechtbank spreekt de man daarom vrij van beide verdenkingen en verklaart de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
De rechtbank benadrukt dat deze conclusie niet betekent dat er niets gebeurd is met beiden meisjes. De beslissing betekent niets meer en minder dan dat op basis van de verklaringen in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen is dat de man de strafbare feiten heeft gepleegd.